top of page

Bewegen lijkt vanzelsprekend, maar is het niet

Nog voor een baby geboren wordt, is er beweging. In de buik trappelen ze, draaien ze rond en reageren ze op prikkels. Beweging is het allereerste ontwikkelingsdomein dat op gang komt, en het blijft een cruciale bouwsteen in de eerste levensjaren.


Toch wordt motoriek vaak vergeten. Niet omdat het onbelangrijk is, maar omdat het als vanzelfsprekend wordt ervaren.

Ouders volgen met verwondering de eerste kruip- en stapmomenten van hun kind, maar zodra hun peuter ‘kan stappen’, verdwijnt beweging vaak naar de achtergrond.

Andere domeinen – zoals taal, gedrag en schoolse vaardigheden – krijgen dan meer aandacht. Terwijl motoriek net een belangrijke ondersteunende rol speelt in die bredere ontwikkeling.


Denk bijvoorbeeld aan puzzelen: dat vraagt niet alleen cognitieve inspanning, maar ook voldoende fijne motoriek en posturale controle – de vaardigheid om rechtop te zitten en je lichaam stabiel te houden tijdens het uitvoeren van een taak. Of aan sociale spelmomenten: kinderen die zich vrij kunnen bewegen, durven sneller initiatief nemen, sluiten makkelijker aan bij groepsspel en bouwen zo aan hun zelfvertrouwen. Motoriek is dus geen losstaand domein, maar een fundament dat mee vorm geeft aan hoe kinderen leren, communiceren en zich ontwikkelen.

En net daar zien we een verschuiving. Waar vroeger een aanzienlijk aantal kinderen uitblonk in bewegen, valt vandaag op dat die groep kleiner wordt. Tegelijk groeit het aantal kinderen dat trager tot beweging komt of moeite heeft met basisvaardigheden zoals stappen of balanceren.

Dat is geen reden tot paniek, maar wel een belangrijk signaal. Want elk kind verdient de kans om zich zo goed mogelijk motorisch te ontwikkelen – door te bewegen op een manier die gevarieerd, speels en vol vertrouwen is.


We kijken vaak naar hoeveel kinderen bewegen: halen ze de beweegnorm? Gaan ze naar de sportclub? Maar minstens zo belangrijk is hoe ze bewegen. Kinderen hebben variatie nodig: klimmen, rollen, springen, kruipen, balanceren, gooien, vangen… Het zijn precies die speelse, ongestructureerde bewegingen die de motorische basis leggen waarop ze hun verdere ontwikkeling bouwen.

En net die kansen worden steeds schaarser. Kinderen spelen vaker binnen dan buiten en de ruimte om te experimenteren, te proberen en te falen wordt kleiner – terwijl dat net is wat hen sterker maakt.

Daarin spelen ouders én begeleiders een sleutelrol. We leven in een tijd waarin veiligheid centraal staat. Begrijpelijk, maar soms zijn we té voorzichtig. Kinderen worden geholpen nog voor ze zelf kunnen zoeken. Of tegengehouden uit angst dat ze vallen. Alleen: die zoektocht is essentieel voor hun groei, zelfvertrouwen en motorische ontwikkeling.


Gelukkig beweegt er iets. In Vlaanderen werd het decreet rond kinderopvang aangepast: opvang moet niet meer ‘zo veilig mogelijk’ zijn, maar ‘zo veilig als nodig’. Dat subtiele verschil geeft kinderbegeleiders opnieuw ruimte om kinderen uit te dagen, te laten proberen en te laten leren door te bewegen.

Wil je als ouder of begeleider bijdragen aan een betere motorische ontwikkeling van jonge kinderen? Hier zijn tien concrete tips die helpen om beweging een vanzelfsprekend onderdeel te maken van het dagelijkse leven – thuis én in de opvang:


  1. Laat kinderen zoveel mogelijk zelf doen: Laat jonge kinderen dingen proberen, ook als het spannend is. Fouten maken is leerzaam.

  2. Kies een omgeving die uitdaagt: Ga naar parken, bossen, speeltuinen met natuurlijke elementen. Variatie is cruciaal.

  3. Stimuleer creatief en gevarieerd spel met makkelijk materiaal: Geef speelgoed dat uitnodigt tot bewegen: ballen, touwen, kussens, kartonnen dozen, ....

  4. Geef tijd en ruimte: Plan niet elk moment vol. Vrije tijd is essentieel voor vrij spel.

  5. Wees nabij, maar niet sturend: Observeer, moedig aan, maar grijp niet te snel in.

  6. Gebruik open vragen: “Hoe zou je daar over kunnen klimmen?” stimuleert denken en zelfvertrouwen.

  7. Complimenteer het proces: “Wat goed dat je bleef proberen!” is krachtiger dan “Goed gedaan!”

  8. Betrek anderen: Praat met opvang, grootouders en andere ouders over het belang van vrij bewegen.

  9. Laat je kind leiden: Volg hun spel, hun tempo, hun nieuwsgierigheid.

  10. Durf loslaten: Letterlijk én figuurlijk. Vertrouwen geven is de sleutel tot groei.

 

Je hoeft dus geen turnzaal te bouwen of dagelijks lessen motoriek te geven. Wat wél helpt? Ruimte maken voor vrij spel, vertrouwen geven, en jonge kinderen laten experimenteren.


Trek samen naar buiten. Laat peuters een heuvel afrollen. Kijk toe hoe ze oplossingen bedenken om een natuurlijke hindernis te overbruggen. En verwonder je over hoeveel het kind eigenlijk al kan.

Samen opvoeden begint bij samen durven loslaten. En dat is misschien wel het mooiste cadeau dat je je kind kunt geven.


Meer informatie over het onderzoeksproject kan je vinden op www.123move.be.

Opmerkingen


Schrijf je in en blijf zo op de hoogte van nieuwe inzichten.

  • Instagram
  • LinkedIn
bottom of page