Sprakeloos in 100 talen, over participatie met jonge kinderen
- Kaat Verhaeghe
- 14 mei
- 5 minuten om te lezen
Enfant (kind) is afkomstig van het Latijnse woord infans, gelinkt aan het werkwoord fari, spreken. Het betekent dus letterlijk ‘die nog niet kan spreken’. Jonge kinderen worden vaak gezien als mensen-in-wording. Ze zíjn nog niet. Het onschuldige, fragiele, engelachtige en kwetsbare kind moet beschermd worden. Of zoals Lea Dasberg het benoemde: ‘grootbrengen door kleinhouden’.
Kinderen zijn toekomstige volwassenen – zegt men. Zij zijn pas in wording, ze bestaan eigenlijk nog niet helemaal, ze horen er voorlopig nog niet bij… Wat bedoelt men daar toch mee? Wij kinderen: leven wij nog niet, voelen wij dan niet, lijden we dan niet – net als de volwassenen? En de kinderjaren: zijn die dan geen deel van het echte leven – gewoon van iedereen? Waarom willen ze ons laten wachten – en waarop?” (Korczak, 1990/1925, p. 171)
De kinderrechten zetten drie P’s centraal; Protectie, Provisie en Participatie. Wat betekenen ze als het over jonge kinderen gaat? Hoe komen ze tot uiting in de manier waarop we naar kinderen kijken en met hen in relatie treden. Hoe toont de sociale en pedagogisch omgeving zich die uit deze kijk op en omgang met kinderen groeit?
De Protectie- of beschermingsreflex is zeer aanwezig als het om jonge kinderen gaat. Pas op, niet doen, kom hier, blijf daar vanaf, niet springen en kleur binnen de lijntjes… We gaan kinderen beschermen of zelfs afschermen van de buitenwereld.
Provisie zou vertaald kunnen worden naar het inspelen op de noden van kinderen en het stimuleren van hun ontwikkeling. We voorzien kinderen van zorg, voeding, hygiëne, onderwijs… Hiervoor creëren we een ‘kindereiland’, een pedagogische context wat verder weg van ‘het echte leven’. Het toont vaak een zachtere, meer kleurrijke en kindvriendelijk wereld.
Het voedt het idee dat kinderrechten vooral bestaan als een middel voor volwassenen om kinderen te beschermen en voor hen te zorgen. Het opnemen van verantwoordelijkheid van de volwassenen voor kinderen is heel belangrijk, toch kan het kinderen ook reduceren tot te behandelen objecten in plaats van handelende subjecten.
Dat brengt ons bij de derde P: Participatie. Participatie krijgt taal in rationeel kunnen denken, maturiteit, onafhankelijkheid, mondigheid, kunnen en durven spreken. Woorden die we minder snel koppelen aan jonge kinderen. Als we op deze manier naar participatie kijken, worden jonge kinderen op grond van hun leeftijd eigenlijk al uitgesloten. Dit perspectief kan hen de kans ontzeggen om als volwaardige mens aan tafel te schuiven. Het ontkent ook andere manieren van participatie dan de gesproken taal. Onze onmogelijkheid om te luisteren, mag hun mogelijkheid om te spreken niet definiëren.
Kinderen verbeelden de wereld intuïtief, associatief, minder gestuurd door conventies en normen. Ze denken met hun lichaam, gebruiken 100 talen (Malaguzzi). Het zijn talen die wij als volwassenen onderweg soms zijn verloren. Dat maakt het écht luisteren naar de stem van kinderen, het écht kijken naar hun zijn nog belangrijker en meer uitdagend. Dit luisteren en kijken is een oefening in loslaten, bewust en terughoudend zijn over onze eigen manier van de wereld verwoorden en verbeelden. Het stuurt ons naar verwondering, luisteren en sprakeloosheid.
Kinderrechten zouden een evenwichtsoefening tussen worden en zijn, tussen beschermen en participeren kunnen zijn. Kinderen zijn medeburgers, een andere, maar gelijkwaardige sociale actor die het ‘kind-zijn’ mee construeert. Betekenisgevers met een stem die de samenleving beïnvloedt. Het krachtige kind dat competent is vanaf het moment van de geboorte. Kinderen worden gezien als anders gelijk, maar even waardevol, hun aanwezigheid wordt erkend, hun stem telt mee, hun handelen doet ertoe (Hultgren & Johansson, 2018).
'alles van waarde is weerloos / wordt van aanraakbaarheid rijk / en aan alles gelijk'. Lucebert
In plaats van het idee van een autonome individu, wordt erkend dat iedereen – niet alleen kinderen – afhankelijk en incompleet is. Participatie is in deze visie niet gebaseerd op leeftijd, maturiteit of bekwaamheid, maar ontstaat in interactie tussen kinderen, volwassenen en de omgeving. Dat er in de interacties iets kan ontstaan wat eerder niet bestond.
Geïnspireerd op Hannah Arendt zien we opvoeding en onderwijs als intergenerationele processen, waarin kinderen en volwassenen, zoeken naar manieren om samen te leven op een gedeelde wereld. Het gaat erom dat de volwassen - de ‘oude’ generatie - hun wereld tonen aan de kinderen, de nieuwe generatie. Het sluit aan bij de sociale functie van de kinderopvang. Het is de eerste blik van het kind op de wereld en van de wereld op het kind. Belangrijk hier is goed na te denken welke wereld we willen tonen aan kinderen.
Vlugge handen trekken kleine beentjes vooruit die rapper moeten lopen omdat onze wereld sneller draait dan zij bewegen. Zachte handen die tijd nemen om te verzorgen op de tafel, met stemmen die spreken en de wereld aan kinderen tonen.
Arendt daagt ons uit om het kind hiertoe vanuit een openheid tegemoet te treden. Een gerichtheid op ‘het zijn’ van kinderen, hun nieuwheid en nataliteit: elk kind heeft de capaciteit om een nieuw perspectief op de wereld te brengen. Laten we ons ook beïnvloeden door de wereld die kinderen binnenbrengen. Inclusie is een voorwaarde voor krachtige participatie. Mogen kinderen letterlijk en figuurlijk plaats innemen. Hoe weerspiegelen de verhalen van kinderen zich in de ruimte. Welk narratief vertelt de ruimte als we binnen wandelen. Worden kinderen erkend in hun zijn en mogen zij deel zijn van de wereld.
Ik mag het feest van Kerst niet vieren, want ik ben Musulman. Ik vier Eid, het feest van de verjaardag van Mohammed. Ik ken zijn verhaal, ik krijg cadeautjes, alleen een kerstboom dat mag, maar het feest niet.” (Adam)
Het is niet mogelijk om op voorhand te zeggen hoe participatie vorm zal krijgen of verschijnen. Of wat de gevolgen van de participatie zullen zijn. Het is wel de openheid, de wens, de poging om kinderen en hun kijk toe te laten.
Kwetsbaarheid is hier dan niet een tekort, maar een openheid en verbondenheid met de wereld. Het toont een procesmatige kijk op participatie, als in beweging. Opvoeding draait dan niet om reproductie maar om provocatie en transformatie. Het doet dé wereld draaien. Kind, volwassene en wereld worden aan elkaar gevormd.
Zijn we bereid om in de spiegel die kinderen zijn te kijken, geconfronteerd te worden met onze eigen waarden en dus met de vraag of dit wel de wereld is die we aan kinderen willen doorgeven?
Hebben we de moed om kinderen toe te laten aan dé tafel? Een meerstemmige tafel, waar stemmen vanuit gelijkwaardigheid mogen bestaan, in elkaar, naast elkaar (Arendt). Een tafel ook waar kinderen mogen plaatsnemen in volle betekenis van mens en omarmen we zo het prachtige risico (Biesta) onze wereld te vernieuwen via de stemmen van jonge kinderen? Laten we witruimte voor kinderen om te verschijnen in 100 talen.
In al de talen waarin wij hier wonen
ontplooien open witte vlaktes
want het is in onze sprakeloosheid
dat wij elkaar het best verstaan
Maud Vanhauwaert
Comments