top of page

Wat er allemaal kan schuilen achter baby- en peuter-slaapproblemen

Bijgewerkt op: 5 mei

Je hoeft maar één keer in Google “babyslaap” in te typen en je wordt overspoeld door oplossingen: strakke schema’s, magische routines, methodes die beloven dat je baby "door" zal slapen als je maar consequent genoeg bent. Er zit vaak een duidelijke rode draad in: als je het gedrag van je kindje maar verandert, als je hem maar ‘leert’ dat jij ‘s nachts ook moet slapen en niet beschikbaar bent, als je het huilen maar lang genoeg negeert, dan komt het vanzelf goed.


Maar wat als dat niet het hele verhaal is? Wat als dat zelfs maar een héél klein stukje van het verhaal is?


Waar komt deze visie vandaan?

Deze visie op babyslaap – waarin slaap wordt gezien als iets dat je moet aanleren door gedrag te sturen – vindt zijn oorsprong in de behavioristische psychologie. Rond de jaren '50 en '60 groeide in de Verenigde Staten de overtuiging dat baby's vooral "gewoontevormers" waren: kleine wezens die je met genoeg herhaling en consequentie kon trainen tot gewenst gedrag.


Pioniers zoals Dr. John Watson, een bekende behaviorist, waarschuwden ouders zelfs tegen het "verwennen" van baby's met te veel nabijheid of troost. In zijn optiek moesten kinderen leren om zelfstandig en gedisciplineerd te functioneren — en emoties, zoals verdriet of angst, werden gezien als iets wat je niet teveel moest "bekrachtigen" door erop in te gaan (Bigelow, 2001).

Deze denkbeelden sijpelden door in populaire opvoedingsboeken en, recenter, in slaaptrainingsmethodes zoals de "Ferber-methode" (gecontroleerd laten huilen) en andere variaties op slaaptraining (Ferber, 2006, Rosier & Cassels., 2020).

Hoewel behaviorisme in bepaalde contexten waardevolle inzichten heeft opgeleverd over leren en gedrag, weten we vandaag dankzij de moderne neurobiologie, ontwikkelingspsychologie en hechtingsonderzoek dat deze ouderwetse opvattingen over babyslaap te kort door de bocht zijn. Baby's zijn geen mini-volwassenen die je kunt "conditioneren" tot zelfstandigheid; hun brein en zenuwstelsel zijn volop in ontwikkeling en hebben nabijheid, regulatie en veiligheid nodig om tot slaap te kunnen komen (Ball et al., 2019)


Toch blijft slaaptraining – waarbij een baby alleen moet huilen voor korte of lange periodes – standaard advies bij slaapmoeilijkheden. Slaaptraining is dan ook ‘evidence-based’: volgens redelijk recent wetenschappelijk onderzoek helpt slaaptraining bij slaapproblemen. Maar is dat wel zo?


De wetenschap achter slaaptraining

Laten we eens kijken wat de wetenschap zegt: individuele klinische studies — waarbij één groep baby’s een slaaptrainingsinterventie krijgt en een andere groep niet — lijken inderdaad aan te tonen dat baby's die slaaptraining krijgen iets meer slapen en minder vaak wakker worden ’s nachts (Gradisar et al., 2016; Hiscock & Wake, 2002 ;Hall et al., 2015; Hiscock et al., 2007; Rouzafzoon et al., 2021; Kahn et al., 2023). Ook wordt – op basis van andere klinische studies - geconcludeerd dat slaaptraining op lange termijn veilig zou zijn (Price et al., 2019; Hiscock et al., 2015 ; Gradisar et al., 2016).


Maar wanneer we verder kijken dan individuele onderzoeken, naar de grotere systematische reviews en meta-analyses (die bovenaan de piramide van wetenschappelijke bewijskracht staan omdat ze alle beschikbare studies over één onderwerp bundelen en kritisch evalueren), zien we een ander verhaal: deze bredere analyses tonen aan dat slaaptraining eigenlijk weinig tot geen duurzaam effect heeft op hoe goed of hoe lang een baby (of de ouder) slaapt (Kempler et al., 2016; Park et al., 2022).


Wat de veiligheid betreft: er is eenvoudigweg onvoldoende kwalitatief, langdurig onderzoek om stevige uitspraken te doen. Geen bewijs van schade is niet hetzelfde als bewijs van géén schade. De impact van slaaptraining kan immers sterk verschillen van kind tot kind en hangt af van veel factoren: de hechtingsrelatie met de ouders, hoe de ouders zich voelen bij het proces, hoe lang een kindje alleen huilt alvorens het in slaap valt, het temperament van de baby, eventuele gevoeligheden of trauma’s, hoe ver het kindje staat in zijn ontwikkeling van zelfregulatie, en in welke mate het op andere momenten wordt gedragen in een liefdevolle, afgestemde relatie. Dat slaaptraining voor elk kind, altijd veilig is, kunnen we op basis van het bestaande onderzoek simpelweg vandaag niet stellen (Middlemiss et al., 2012; Wils & Van Nuffel, 2024; Zimmerman et al., 2023).

Kortom: slaaptraining biedt geen universele oplossing en houdt risico's in die we niet zomaar mogen wegwuiven. Een stelling die ook de Australische Associatie voor Infant Mental Health (AAIMH) publiceerde in een ‘position paper’ in 2002.

Het onderzoek over slaaptraining staat trouwens ook in schril contrast met het onderzoek naar hechting en neuroontwikkeling.  Het werk van John Bowlby en later Mary Ainsworth, toonde aan dat de manier waarop we reageren op het huilen en de signalen van onze baby's cruciaal is voor hun emotionele en neurologische ontwikkeling (Bowlby, 1989). Ook slaaponderzoekers zoals Dr. James McKenna en Prof. Helen Ball benadrukken steeds weer: slapen is geen geïsoleerd gedrag, maar een biologisch en relationeel process (Ball et al., 2019).


Kort gezegd: waar traditionele slaaptraining focust op het veranderen van gedrag, leren we uit recente wetenschap dat verbinding, afgestemde zorg en veilige nabijheid dé basis vormen voor gezonde slaap — nu én later.


Slaap is nooit alleen maar gedrag

Dat slaaptraining geen magische oplossing is voor slaapproblemen wordt gemakkelijk uitgelegd. Als slaap puur gedrag zou zijn, dan zou elke baby, peuter of ouder eenvoudig te “trainen” zijn. Maar slaap is geen trucje. Slaap is een biologisch, neurologisch en emotioneel proces dat nog volop in ontwikkeling is tijdens de eerste levensjaren.


Wanneer we slaap reduceren tot gedrag ("hij protesteert, dus hij test je", "je moet haar harder laten huilen, anders leert ze het nooit"), missen we ontzettend veel belangrijke signalen, zoals onder andere: de rijping van het brein, de natuurlijke ontwikkeling van het slaap-waakritme (circadiaans ritme), de basisnoden zoals nabijheid, veiligheid, honger, de invloed van stresshormonen op slaap, de impact van regulatieproblemen, trauma’s of medische oorzaken en de rol van sensitiviteit en temperament.

Slaap is een gevolg van het aanbieden van de juiste omstandigheden: genoeg slaapdruk, een goed ontwikkeld bioritme en een zenuwstelsel in rust dat zich veilig voelt.  Geen doel op zich. Als we slaap willen begrijpen, en als we daar iets willen aan veranderen wanneer het voor de ouders moeilijk te dragen is, moeten we kijken naar wat eronder ligt. Niet enkel naar het gedrag aan de oppervlakte.

Wat kan er allemaal schuilen achter slaapmoeilijkheden?

Heel wat van de slaapmoeilijkheden die ouders ervaren zijn eigenlijk gewoon biologisch normaal baby- en peuterslaapgedrag, gedrag dat ze moeilijk of niet (meer) kunnen dragen omdat ze het allemaal alleen moeten doen, of terug aan het werk moeten of andere maatschappelijke omstandigheden en verwachtingen die het ouderschap vandaag de dag stressvol maken.  En natuurlijk moet er dan iets veranderen (en dat kan écht ook zonder slaaptraining). Maar in sommige gevallen, wanneer een baby of peuter moeite heeft met slapen – moeilijk inslaapt, vaak wakker wordt, extreem vroeg wakker is of urenlang de nacht onderbreekt – dan is dat meestal geen "slechte gewoonte" of "manipulatie", dan schuilt er iets achter dat gedrag zoals o.a:


  • Behoefte aan nabijheid en co-regulatie: Baby’s hebben hun ouders nodig om hun systeem tot rust te brengen, de rust die nodig is voor slaap. Alleen slapen of in slaap vallen of terug in slaap vallen, is neurologisch gezien vaak te groot gevraagd in de eerste jaren.

  • Oververmoeidheid of juist onvoldoende moeheid: Een verkeerd ritme kan maken dat een kindje te moe of net niet moe genoeg is om vlot te slapen.

  • Onderliggende medische oorzaken: Denk aan reflux, allergieën, slaap-gerelateerde ademhalingsproblemen, rusteloze benen, ongemak of pijn die slaap verstoren.

  • Prikkelgevoeligheid en temperament: Sommige kinderen zijn nu eenmaal gevoeliger voor prikkels, licht, geluid of veranderingen. Ze hebben meer ondersteuning nodig om hun lichaam en hoofd "uit" te zetten.

  • Stress en spanning: Ziekte, veranderingen, stress in het gezin… alles wat de emmer van het kindje doet overlopen, kan slaap beïnvloeden. Kindjes die stress en spanning ervaren hebben vaak ook meer en langer hulp nodig van hun ouders om te kunnen slapen.

  • Natuurlijke slaapontwikkeling: Baby’s zijn biologisch gezien helemaal niet bedoeld om "door te slapen". Nachtelijke voedingen en contact zijn evolutionair normaal en gezond. Het duurt gemiddeld 3 à 5 jaar eer de slaapontwikkeling van een baby voltooid is, en die zoals een volwassene kan gaan slapen.

Kortom: slaapmoeilijkheden zijn bijna altijd een uiting van een onderliggend proces. Ze vragen geen onderdrukking of afleren – maar begrijpen, begeleiden en ondersteunen.

Waarom gedragsmatige oplossingen zoals slaaptraining zelden de echte oplossing zijn

Gedragsmatige slaaptraining pakt meestal het signaal of symptoom aan – het gedrag dat ouders vaststellen tijdens slaap, niet de oorzaak – wat erachter schuilt.

  • Je kindje leert misschien om niet meer te huilen als hij wakker wordt, maar misschien is hij nog steeds even gespannen, alert of ongemakkelijk.

  • Je kindje ‘leert’ om alleen in slaap te vallen, maar mist misschien nog steeds een veilige regulatiebasis.

  • Je kindje "slaapt door", maar het kan zijn dat onderliggende medische problemen onopgemerkt blijven.

En intussen leren veel ouders, vaak tegen hun intuïtie in, om te twijfelen aan hun natuurlijke respons op hun kindje. Terwijl die intuïtie net de sleutel kan zijn om écht te begrijpen wat hun kindje nodig heeft. Gedragsmatige aanpakken zijn vaak als een pleister op een wonde die gehecht moest worden: misschien lijkt het even beter, maar het echte herstel wordt niet ondersteund.

 

Wat werkt dan wél?

Een responsieve, holistische aanpak bij slaapmoeilijkheden betekent dat je kijkt naar het geheel: hoe is de zwangerschap en geboorte verlopen, wat zijn de gevoeligheden van jouw kindje, hoe is de fysieke gezondheid, wat is de sfeer en dynamiek binnen het gezin, wat kunnen de ouders dragen, hoe ziet hun steunnetwerk eruit, welke slaapbehoeftes en verwachtingen zijn er écht? Ook deze aanpak is wetenschappelijk onderbouwd (Sadeh & Anders., 1993; Tikotzky., 2017;  Meltzer et al., 2021; Wittingham & Douglas, 2014).

In plaats van te forceren naar "doorslapen", werk je samen met de natuur, de biologie, het temperament van het kindje én de band tussen ouder en kind. Je bouwt stap voor stap aan meer veiligheid, meer rust, meer vertrouwen – waardoor (zelfstandige) slaap als vanzelf kan komen.

Soms betekent dat kleine aanpassingen in slaapomgeving, ritme of voeden. Soms betekent dat ondersteuning bij prikkelverwerking of medische opvolging. Soms betekent dat vooral: rust vinden in het normale verloop van dingen. Slaap is een relatie, geen prestatie. Kinderen veranderen niet omdat we harder duwen. Ze groeien omdat we hen veilig begeleiden.

Opmerkingen


Schrijf je in en blijf zo op de hoogte van nieuwe inzichten.

  • Instagram
  • LinkedIn
bottom of page