Wat kinderen (niet) zeggen over ouder-kind bezoeken in pleegzorg
- Céline Cannaert

- 12 nov
- 5 minuten om te lezen
Wanneer kinderen (tijdelijk of blijvend) niet bij hun ouders kunnen wonen, blijft het contact met hun ouder belangrijk. Dat is vastgelegd in internationale verdragen, zoals het
Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, en geldt ook binnen pleegzorg. Dat contact kan veel vormen aannemen: een telefoontje, een videogesprek, een brief of een echt bezoek; soms onder toezicht in een bezoekruimte, soms bij de ouder(s) thuis of in het pleeggezin. Voor elke pleegzorgsituatie wordt zorgvuldig gekeken wat het beste past.
Het Vlaamse pleegzorgbeleid ziet het behouden van contact als iets dat ‘in het belang van het kind’ is. Waar wenselijk en mogelijk worden ouder-kindbezoeken dan ook gefaciliteerd door iedereen rondom het kind: de pleegzorgdiensten, ouders en pleegzorgers. Maar wat vinden kinderen daar zelf eigenlijk van?
Om daar beter zicht op te krijgen, werd recent doctoraatsonderzoek uitgevoerd met 14 kinderen tussen 8 en 15 jaar in langdurige pleegzorg. Over een periode van twee jaar vertelden zij in drie interviews hoe zij ouder-kindbezoeken ervaren en wat deze momenten écht voor hen betekenen.
Bezoeken die ertoe doen
Betekenisvolle bezoeken voor kinderen draaien voor kinderen niet enkel om wat ze leuk vinden, maar ook om wat ze samen met hun ouders kunnen delen. Hun eigen interesses zoals gamen, buiten spelen of afspreken met vrienden vloeien vaak samen met hun wens om verbonden te blijven met hun ouders.
Zo vertelt Lara[1] over haar ‘prinsessenkamer’ in het huis van haar moeder, terwijl Akin geniet van het ontdekken van ander eten en het spelen met zijn zus in een andere buurt. Inti gaat tijdens bezoeken exclusief naar de kapper met zijn vader, en James en Loyd leren van hun vader klusvaardigheden die hun pleegzorger niet beheerst.
Ook Jef deelt dat hij tijdens een bezoek graag met de kat van zijn moeder zou wandelen:
“Ze [buikmama] heeft een kat, en er is veel te weinig plaats voor een kat in haar huis. Ze kan geen ander huis kopen, ze moet altijd huren… maar ze zou de kat gewoon eens mee kunnen nemen voor een wandeling.”
In die uitspraak zit meer dan alleen liefde voor dieren. Jef toont zorg voor zijn moeder én haar leefomstandigheden. Ouder-kindbezoeken zijn dus momenten waarin kinderen niet enkel herinneringen ophalen, maar ook nieuwe gewoontes, routines of ideeën van hun ouders meekrijgen. Kortom, hun ouders beter of opnieuw leren kennen.
Bezoeken in beweging
De gevoelens van kinderen rondom bezoeken blijven niet altijd hetzelfde. Ze veranderen mee met hun leeftijd, hun interesses en de situatie van hun ouders.
Zo zei Juno eerst:
“Ik mag kiezen of ik ga… maar hij [biologische vader] doet mij pijn. Hij hoeft niet meer mijn vader te zijn.”
En later dat ze haar vader toch weer wil zien. Jeramie, die afwisselend bij zijn moeder en in het pleeggezin woont, ziet hoe het werk van zijn moeder invloed heeft op hun contact:
“Ik denk dat ik uiteindelijk weer meer tijd hier [bij het pleeggezin] zal doorbrengen. […] Ik weet het niet, want mama houdt nog steeds heel veel van haar werk in het café, dus ik denk dat ze daar weer zou gaan werken.”
De job van zijn moeder zorgt er met andere woorden voor dat voor hem dagelijks contact met haar via bericht en videocall zinvoller zijn op dat moment. Kinderen hebben met andere woorden periodes waarin ze meer, minder of een ander soort contact willen, maar hun wensen vertrekken altijd vanuit de realiteit die zich voordoet. Kinderen bewegen dus meet met hun realiteit, hun wensen veranderen, net zoals hun leven.
Hoe kinderen hun stemmen laten horen
Kinderen hebben veel te zeggen over wat zij belangrijk vinden tijdens bezoeken, maar ze kiezen ook bewust wanneer ze wel of niet spreken. Ons onderzoek toont hoe kinderen zowel tijdens als buiten bezoeken kiezen hoe ze hun stemmen laten horen. Soms spreken ze letterlijk, soms via hun gedrag. Lily vertelt bijvoorbeeld:
“Ik ben boos op mijn vader, maar toch geef ik hem een knuffel tijdens de bezoeken… omdat we gewoon doen alsof er niets aan de hand is.”
Ook buiten bezoeken houden kinderen rekening met volwassenen. Karen zegt:
“Ik wil niet boos worden op de pleegzorgbegeleider, want ik ben bang dat ze dan ook boos wordt op mijn moeder omdat ik boos reageerde.”
Hun stemmen klinken dus niet altijd luidt, maar ze zijn er wél, subtiel, voorzichtig en doordacht.
Grenzen en regels
Kinderen tonen met andere woorden heel veel agency, door te kiezen wanneer ze spreken of niet. Toch zijn er hieraan grenzen. Toch kunnen kinderen niet alles zelf bepalen. Volwassenen – ouders, pleegzorgers, begleiders en soms de jeugdrechter – nemen veel beslissingen over bezoeken. Zo zegt Lucas over een gebeurtenis:
“Ik mocht het eigenlijk niet zeggen … Ik mag het niet zeggen tegen mama, papa en de pleegzorgbegeleider”.
Kinderen leren vroeg dat ze niet alles kunnen beïnvloeden en dat hun wensen of mening soms moeten wijken voor regels of de planning van volwassenen. Naarmate kinderen ouder worden, beseffen ze steeds meer hoe regels en structuren hun contact beïnvloeden. Karen zegt daarover:
“Ik ga sowieso blijven vragen naar hem [biologische vader].. En zij [pleegzorgbegeleiding] gaan mij op een dag wel moeten zeggen wie dat dat is en waarom dat ik hem niet mag zien.”
Hun uitspraken tonen hoe kinderen proberen te navigeren tussen hun eigen verlangens en de grenzen van het systeem.
Wat betekent dit voor beleid en praktijk?
Als we écht luisteren naar kinderen, merken we dat hun ervaring van ouder-kindbezoeken voortdurend verandert. Hun gevoelens en wensen bewegen mee met hun leeftijd, hun interesses en met wat er in het leven van hun ouders gebeurt. Hun verhalen maken duidelijk dat ouder-kindcontact altijd in beweging is. En dat is niet anders voor kinderen die bij hun ouders opgroeien. Veranderlijkheid hoort nu eenmaal bij elke ouder-kindrelatie.
De veranderlijkheid van de ouder-kindrelatie vraagt ook om een flexibele pleegzorgpraktijk. Pleegzorgbeleid kan begeleiders versterken door in opleidingen minder te focussen op checklists of vaste methodieken, en meer op het ontwikkelen van pedagogische sensitiviteit of tact (Van Manen, 2016). Het vermogen om aan te voelen wat een kind op een bepaald moment nodig heeft. Dat betekent: proberen kijken door de ogen van het kind. Zo kunnen bezoekregelingen mee evolueren met ouder én kind, en worden ouder-kindbezoeken momenten die er echt toe doen.
Kinderen in pleegzorg zijn geen passieve toeschouwers, maar actieve deelnemers in hun eigen leven (Warming, 2006). Ze geven betekenis aan wat ze meemaken, kiezen hoe ze hun stem laten horen en proberen hun plek te vinden tussen verschillende werelden.
Door écht te luisteren naar wat zij zeggen en naar wat ze níét zeggen, kunnen we ouder-kindcontact in pleegzorg beter afstemmen op wat voor hen telt. Want opvoeden doen we samen en dat geldt ook voor pleegzorg.
[1] Alle gebruikte namen in dit artikel zijn pseudoniemen om de privacy van de participanten te waarborgen.



Opmerkingen