In onze moderne samenleving lijkt het traditionele rollenpatroon steeds meer plaats te maken voor onderhandelde rollen. We kiezen zelf of we single blijven of samenwonen, of we kinderen willen en hoe we werk en zorg verdelen. In theorie is iedereen een autonome beslisser. Maar hoe zit dat in de praktijk? Hoeveel vrijheid hebben we echt om onze rollen te bepalen, en hoe gelijk verloopt die onderhandeling tussen mannen en vrouwen?
Vroeger waren rollen binnen gezinnen duidelijk afgebakend. Mannen werden gezien als de kostwinners, terwijl vrouwen instonden voor het huishouden en de zorg voor kinderen. In de afgelopen decennia is dit model sterk veranderd. Vrouwen hebben massaal de arbeidsmarkt betreden en gezinnen worden steeds diverser. Het standaardgezin – bestaande uit een vader die werkt en een moeder die thuisblijft – is eerder uitzondering dan regel geworden.
Toch betekent dit niet dat alle rollen volledig zijn losgelaten. Hoewel veel koppels de taakverdeling in hun relatie als een onderhandeling beschouwen, wijzen cijfers uit dat die onderhandeling niet altijd even gelijk verloopt.
Tijdsbestedingsonderzoek laat zien dat vrouwen structureel meer onbetaalde arbeid verrichten dan mannen en daardoor minder vrije tijd overhouden.
De cijfers uit België spreken boekdelen. Mannen verrichten gemiddeld 11% meer betaalde arbeid dan vrouwen. Omgekeerd nemen vrouwen gemiddeld 41% meer onbetaalde arbeid op zich, waaronder huishoudelijke taken, kinderzorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Dat betekent dat vrouwen in totaal meer uren werken dan mannen, maar ze hebben minder vrije tijd. Mannen genieten gemiddeld 13% meer vrije tijd dan vrouwen.
Opvallend is dat vrouwen in verhouding tot hun totale arbeidsprestaties minder financiële beloning ontvangen en daardoor economisch kwetsbaarder blijven. De verdeling van onbetaalde arbeid heeft dus niet alleen gevolgen voor de dagelijkse tijdsbesteding, maar ook voor de carrièrekansen en financiële onafhankelijkheid van vrouwen op lange termijn.
Soms wordt beweerd dat opleidingsverschillen een rol spelen in deze scheve verdeling. Maar dat klopt niet. In België heeft 32% van de mannen een diploma hoger onderwijs, tegenover 42% van de vrouwen. Vrouwen zijn gemiddeld dus zelfs hoger opgeleid, maar dat vertaalt zich niet in een eerlijkere verdeling van werk en vrije tijd.
Een verklaring voor de aanhoudende genderkloof ligt grotendeels in diepgewortelde maatschappelijke normen. Hoewel steeds meer mannen betrokken zijn bij het huishouden en de opvoeding van hun kinderen, wordt onbetaalde arbeid nog steeds grotendeels als een vrouwelijke verantwoordelijkheid beschouwd
Deze ongelijkheid is geen typisch Belgisch probleem. In vrijwel alle Europese landen zien we eenzelfde patroon. Wel zijn er verschillen. In landen als Zweden en Estland is de kloof kleiner, terwijl ze in België en Italië juist groter is.
De cijfers tonen aan dat gendergelijkheid nog lang geen realiteit is, zeker niet als het gaat om de verdeling van werk en zorg. Willen we hier verandering in brengen, dan moeten we niet alleen kritisch kijken naar hoe we onze tijd verdelen, maar ook naar de maatschappelijke structuren die deze patronen in stand houden.
Comentarios